Zuur

Zes weken oud is Aaron al weer. Daarvan is hij er vijf wakker geweest. De eerste week was -ie- nog ‘gewoon’ onrustig. Aan het einde van de kraamweek waren we er wel uit: hij had honger. Veel. Bovengemiddeld. Gelukkig is daar eenvoudig wat aan te doen. Gewoon meer voeding geven. Veel. Bovengemiddeld. Zo’n anderhalve dag leek die oplossing even eenvoudig als doeltreffend. Alleen verliepen week twee en drie ook onrustig. Of eigenlijk: veel onrustiger. Bovengemiddeld onrustig – gezien de vele schema’s en lijntjes waarin je allerlei gegevens van je baby kunt zetten om te zien hoe de zaken ervoor staan.

Aan het eind van week drie was ik er wel uit: Aaron had ergens last van. En dan bedoel ik niet ‘last’ als in mooie begrippen van ‘regeldag’ , ‘sprongetje’ tot ‘hij moet ook even wennen aan het leven buiten de baarmoeder’ en diverse andere aan groeiboeken verwante termen. Nee, ik bedoel gewoon last als in pijn. Fysiek ongemak. En dat zo’n beetje de hele dag door. Dus wat doe je dan als moeder in 2014 met gezond verstand? Even googelen. Na een gedegen onderzoek van de volledige eerste pagina met zoekresultaten en een uitschieter naar pagina twee van de zoekmachine was ik er wel uit. Aaron werd geplaagd door maagzuur. Onzichtbaar weliswaar, maar daardoor niet minder pijnlijk. Conclusie in babytaal: verborgen reflux. Een kwestie van eigen intuïtie, de ervaring van honderden andere moeders wijdverspreid op allerlei forums en blogs en -oh ja- ook nog een verdwaalde officiële pagina van een officiële zorginstelling. Even bellen met de huisarts dus, want als je eenmaal lijkt te weten wat er aan de hand is terwijl je ondertussen tijdens het douchen nog steeds denkt dat je je zoon hoort huilen en eigenlijk weet dat dit helemaal niet kan omdat Peter voor de honderdste keer een rondje met Aaron aan het wandelen is, dan wil je minimaal een bevestiging van een dokter. Plus medicatie. Maar natuurlijk was onze huisarts net op vakantie. Drie weken, waarvan nog twintig dagen te gaan.
Niet getreurd in onze verzorgingsstaat, op naar een volgende dienstdoende dokter. Daar bleken we een en ander misschien te licht te verwoorden, aangezien we onverrichter zake naar huis keerden met het advies ‘het nog even aan te kijken’. Dan maar aftellen tot het eerste bezoek bij het consultatiebureau. En goed nadenken over hoe we nu precies ‘hele dagen huilen’ het beste konden vertalen in zo’n gesprek. Het woord ‘onrustig’ besloten we te schrappen uit de lijst en we voegden ‘krijsen’, ‘urenlang’ en ‘niet slapen’ toe.

Drieluik Aaron

Een week, een verwijsbrief en -oh ja- een huilende Aaron later belde ik naar dezelfde dokter. Wat blijkt? Ik en de assistenten van zorgverleners: wij accorderen niet met elkaar (zie ook deze). Na eerst wat heen en weer bellen over welke en hoeveel medicijnen kwam het er wederom op neer dat we ‘het nog even aan moesten kijken’. Toen ik (overigens zeer beleefd) mijn verbazing hierover uitsprak en ons in gedachten nog eens twee lange dagen en lange nachten met een verdrietige Aaron zag hobbelen terwijl de dokter en z’n assistente op hun vrije dagen volop zouden genieten van het zomerse weekend met een koud roseetje in hun achtertuin, durfde de doktersassistente het aan om mij op een op z’n zachtst gezegd ongelukkige manier te stellen dat ik toch zeker ‘ook niet zou willen dat mijn kind onnodig medicijnen toegediend zou krijgen’. Nadat ik haar op mijn (overigens zeer beleefde) manier een op z’n zachtst gezegd ongelukkige afsluiting van haar werkweek had doen toekomen inclusief excuses van haar kant, ging Peter maar weer een rondje wandelen met Aaron.

Het werd vanzelf maandag.

We hadden Aaron net zo goed niet mee kunnen nemen naar het spreekuur, want het enige onderzoek dat de dokter (ja, een andere dus) uitvoerde was een blik op Peter en mij.  Die middag huppelde ik met een recept in m’n handen naar de apotheek, terwijl Peter vast naar huis ging met Aaron. Haar besluit: er moest wat gebeuren. En er gebeurde wat.

Sindsdien is het stil als ik aan het douchen ben. En ook driekwart van de rest van de dag. En de nacht. En zou ik het ergens stiekem toch op prijs stellen als de assistente misschien nog eens aan ons denkt op het moment dat de volgende in het nauw gedreven ouders zich vrijdagmiddag om vier uur melden. Of anders tenminste bij haar eerste slok rosé van dat weekend. Proost.

Je zou er ‘t zuur van krijgen.