Vannacht werd ik wakker met knallende koppijn. Het lijkt of onze bijna-kleuter dat raadt, want prompt hoor ik ‘m uit bed springen en onze kant op schuifelen. “Mag ik even bij jou slapen mama?”. We komen overeen dat hij vijf minuutjes bij mij mag liggen en dat -ie- dan teruggaat naar z’n eigen bed. Ik moet er toch uit, want de medicijnen liggen beneden in m’n tas. Ik neem er zo min mogelijk water bij zodat ik hopelijk nog een tijdje niet naar de wc hoef.
Terug in bed pak ik mijn zogenaamde hoofdpijnkussen er maar bij: een groot vierkant kussen dat ik achter mijn gewone kussen zet, zodat ik meer rechtop kan zitten. Maar ja, da’s weer fris, zo’n half bloot bovenlijf. Dus probeer ik langzaam wat aan het dekbed te trekken. Schiet los natuurlijk. Prima. Ik ga ‘m echt niet terug proppen nu. Ik blijf zitten waar ik zit. In het donker, terwijl de rest heerlijk ligt te slapen, ligzit ik te wachten tot het tabletje gaat werken. Hoofd naar links, hoofd naar rechts, niks ligt goed. Ja, géén hoofd, dát zou prima liggen.
Wat duurt de nacht toch altijd lang als je in je eentje wakker bent. En ook weer niet, want zolang de pijn niet minder is hoeft het ook niet per se dag te worden. Als ik weer zuchtend omdraai voel ik een hand die even in de mijne knijpt. Hij slaapt verder en hij heeft natuurlijk hartstikke gelijk.
Licht uit graag
Tegen de tijd dat de wekker gaat mag het licht van mij nog wel een tijdje uit blijven. Maar ja, de kinderen moeten de deur uit en school wacht niet. Er wordt gevraagd of ik het wel red, vanochtend: “Hmm”. Wel gaan de kinderen op mijn verzoek zelf naar beneden en ze nemen hun kleren mee – in plaats van het eerste idee om op mama’s bed en dus al vallend bovenop mama aan te kleden. Ik zeg dat ik er dadelijk aan kom. De televisie krijgen ze niet aan, want één of andere verkeerde instelling met blauw scherm. Ze komen niet vragen of ik kom helpen. Ze trekken gewoon hun kleren aan en gaan zitten. Dan maar even geen televisie.
Als ik op de laatst haalbare tijd beneden kom is er uiteindelijk natuurlijk wat haast. Ik vraag aan June of ze zelf haar tas even inpakt (doet ze trouwens altijd, maar we zetten het klaar) met drinken erbij. Geen probleem. Vanuit de badkamer hoor ik beneden de koelkast open en dicht gaan voor het pakje melk.
Eenmaal in de auto bedenk ik me dat alle drinkbekers voor het water bovenop het hoge keukenkastje stonden: te hoog voor een zesjarige om zelf te pakken.
“Shit, nu heb je zeker geen water mee?”
“Nee, maar ik dacht, ik pak deze keer gewoon twee pakjes melk en dan hoefde ik niet aan jou te vragen om een beker. Rijd maar hoor.”
Het is weer eens duidelijk: ik heb die hoofdpijn dan wel in mijn eentje, maar we doen het met z’n allen. Wel alleen, maar allesbehalve eenzaam.
ps. Geen zorgen, als de televisie morgenochtend weer vreemd doet en ik heb geen hoofdpijn, dan word ik gewoon uit bed gehaald…
In september 2017 verscheen het boek Motel Migraine.