Zwarte koffie

Vandaag zat ik te werken naast een collega die ik verder maar een keer de hand had geschud. Hij vertelde iets over zijn dochter van negen. “Hoeveel kinderen heb je?”, vroeg ik. “Twee?”. Meteen toen ik mezelf het aantal ‘twee’ hardop hoorde toevoegen vroeg ik me af waarom ik dat in godsnaam deed. Hoezo zou je denken dat het er twee zijn? Omdat je er zelf twee hebt? Omdat de halve wereld er twee heeft? – wat niet eens waar is, want het gemiddelde ligt nog altijd op 1,7 kind. Wat een idiote veronderstelling.

“Vijf”.

Vijf. Dat aantal leidt meteen weer tot volgende veronderstellingen (misschien zelfs gezien zijn geschatte leeftijd), die ik gelukkig niet hardop uitsprak, maar die wel bleken te kloppen, want zonder pauze voegde hij eraan toe: “Uit twee huwelijken.”

“Aha. Koffie?”

“Graag.”

“Zwart?”

“Ja, zwart.”

Dat dacht ik al.

“Dat dacht ik al.”

Blij dat ik tussen het aantal kinderen en de zwarte koffie in elk geval mijn mond hield.