Festivalbaby

Afgelopen weekend waren we op een festival in het oosten van het land. Wel groot, maar qua bezoekers en sfeer een familiefestival. Natuurlijk was er veel muziek, maar ook een compleet kinderprogramma waar veel gezinnen omheen te vinden waren. Biester skier. 

En er waren baby’s. Of in elk geval eentje. Een echte, van een maandje of zes oud. Jong. We stonden er een poosje naast terwijl we naar Douwe Bob keken. De baby lachte, wij lachten natuurlijk terug. Ze produceerde wat vrolijk gebrabbel en wij deden natuurlijk een poging om in haar taal terug te brabbelen. Ze had het duidelijk naar haar zin.

Knikje
Dat was echter volgens een andere, net wat oudere bezoekster onmogelijk. Tenminste, ze deed of ze een open vraag stelde, maar je hoeft niet al teveel intelligentie te hebben om uit die vraag op te maken dat het mens feitelijk het tegenovergestelde bedoelde. Ze liep achter ons langs en we hoorden uit het niets een “heeft zij het wel naar d’r zin?”, terwijl het mens met een denigrerend knikje naar de baby keek. “Ja hoor”, zei de vrouw. Ze gaf er nog een soort van toelichting bij waar ik alleen maar veel respect voor kan hebben want in mijn hoofd had ik de vrouw een heel ander soort antwoord gegeven (nee, niet onbeleefd maar wel in de vorm van een wedervraag. Een prikkelende wedervraag, zal ik maar zeggen). Uit haar hele houding bleek dat ze de aanwezigheid van een baby geen pas vond hebben.

Het is zo’n vraag die vaker ter sprake komt als er baby’s meekomen naar een festival, meestal geformuleerd als “wat heeft zo’n kind er nou aan?”. Ik vraag me dan af wat zo’n betweterige zeur dan precies denkt: gaat ze er vanuit dat de baby er niets aan heeft omdat -ie- de muziek nog niet kan meezingen? Nog geen biertje kan meedrinken? Niet zelf het programma kan bepalen? Als je echt zo brutaal bent om wat te zeggen, stel dan een ópen vraag.

Koptelefoon
Bovendien zag ik persoonlijk heel wat anders: drie generaties (oma, moeder, baby) die samen een dagje op pad zijn. Het is mooi weer, het kind had sokjes én schoentjes aan, zat in een goede draagzak en ze had een speciale koptelefoon voor baby’s op. Te zien aan de grote tas die ernaast stond waren er voldoende luiers, er zat ongetwijfeld zonnebrandcrème in en een jasje voor als de wind wat steviger zou worden. Ze stonden niet in de menigte; gewoon op de ruimte. Misschien hadden oma en mama wel een cocktail gedronken (misschien wel twee!) maar ze waren in elk geval allesbehalve aangeschoten of onoplettend. Je ziet nergens welke afweging ze heeft gemaakt, of ze dit elke week doet, of dat er een speciale reden was om hier met z’n drieën heen te gaan (trouwens: het was MOOI WEER. Hoeveel reden wil je hebben in ons landje?!).

Dus nee, natuurlijk “heeft zo’n baby er niets aan”. Net als dat baby’s er ook “niets aan hebben” om mee te gaan naar het ziekenhuis als dat zo uitkomt, om in een restaurant in een kinderwagen naast het tafeltje-voor-twee geïnstalleerd te worden of om vier keer de supermarkt rond te lopen omdat het boodschappenlijstje niet in de goede volgorde is gemaakt. Hebben ze allemaal niks aan. Maar ja, doen we ook allemaal gewoon en dan zie of hoor ik nooit iemand die daar een opmerking over maakt.

Ik zag dus vooral een zorgzame moeder die misschien wel al jaren fan is van Douwe Bob en die het prima zag zitten om haar dochter goed voorbereid een paar uurtjes mee te nemen, bovendien vergezeld door oma die een extra handje aanbood waar nodig. Verder zag ik drie blije gezichten van drie mensen (oké, twee mensen en een mini-mensje) die het dúidelijk naar hun zin hadden.

Vreselijk natuurlijk, dat dit zomaar kan.

 

tuckerville