Plassen in het gras

Achteraf. Het laffe moment dat veel dingen vaak makkelijk te verklaren zijn.

Vorig jaar rond deze tijd zaten we in Frankrijk. Vanonder de luifel van onze tent bekeken we af en toe onze spelende kinderen op het groene veld, maar vaker bekeken we de steeds groter wordende plassen in het gras. We stippelden de meest droge routes uit richting het toilet en probeerden Aaron zo goed mogelijk uit te leggen dat modder inderdaad héél leuk is, maar niet als je nog heel wat dagen te gaan hebt op een camping in een safaritent. Een uitdaging, want het bleek niet Aarons lievelingsvakantie. Mijn lievelingsvakantie was het ook niet.

Hoewel we echt wel lol hadden en leuke uitstapjes maakten, was ik voornamelijk moe. De tweede nacht bracht ik door in een uiterst nauwkeurige verdeling tussen op de wc zitten en in bed liggen zonder te slapen – hielp niet echt qua moeheid. Ik had het vaker koud dan warm. De vijfde dag bracht ik de hele ochtend zo’n beetje onafgebroken in het sanitaire hok door, af en toe vergezeld door een klein stemmetje dat “mama, gaat het wel?” liet horen. Uiteindelijk durfde ik het aan in de auto te schuiven -er zaten tenslotte drie man te wachten op mam- om tien minuten later met gespannen lijf uit te stappen en immédiatement op zoek te gaan naar les toilettes in het enorme winkelcentrum waar we nog maar weer wat binnenspeelgoed op de kop tikten bij wijze van zoethoudertjes. En natuurlijk had ik tussendoor nog gewoon hoofdpijn. Op zich niets vreemds voor mijn doen, op de buikpijn na. Maar toch. Een beetje blegh was het wel.

Dat blegh liet zich een paar dagen later eenvoudig verklaren. Achteraf. Het laffe moment dat veel dingen vaak makkelijk te verklaren zijn. Zoals na het zien van het kleine, keurig ronde, donkerrode propje dat ik om elf uur ’s avonds ineens tegenkom als ik voor het naar bed gaan naar de wc ga. Aha. Voor de zekerheid google ik nog even op ‘miskraam’, maar da’s pure onzin. Ik zag het zo. En ook met twee paar ogen (“Kom je even boven?”) blijft de conclusie hetzelfde. Geen twijfel mogelijk. Hoe onwaarschijnlijk het rationeel bezien ook mag lijken: dit lijkt niet, het blijkt. Van alle vragen die we zelf hebben (“snap jij het?”), die de dokter heeft (“nee, geen idee”), die de rest heeft (“verder prima, dank je”) blijven de meeste onbeantwoord.

Dit jaar gaan we weer met z’n viertjes op vakantie, zo blijkt.