Onze aso’s

Onze kinderen worden verpest. Zijn verpest. Dat komt doordat wij allebei werken. En we maken gebruik van kinderopvang en oh hell – de grootouders passen ook nog een dag in de week op. Deze week liet een pedagoog (met ruim dertig jaar professionele ervaring, stond erbij) via de media weten dat je hierdoor een grote kans loopt onbeschofte kinderen te kweken. Want die opvoeding, die doen wij er maar een beetje bij. Bij voorkeur blijven kinderen de eerste vier jaar van hun leven weg van kinderopvang en crèches. Haar toevoeging: deze stelling moet niet, ik herhaal, níet worden gelezen als een verwijt, maar als aansporing.

Ik ben benieuwd hoe verwijten van haar kant zouden klinken.

Nu lees ik dit alles zelf ook niet als verwijt, maar vooral met veel interesse. En vragen. Impliciet wordt bijvoorbeeld gesteld dat ouders die de eerste vier jaar thuisblijven met hun kinderen een goede (betere?) band opbouwen met hun kinderen. Alsof letterlijke nabijheid gelijk staat aan emotionele binding. Ik heb geen pedagogiek of psychologie gestudeerd, maar ik durf met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te stellen dat dit niet waar is. Ik heb zelfs een ijzersterk praktijkvoorbeeld: als ik eens een keer met een, laten we zeggen, kleine kater op de bank lig op zondagochtend, kan ik zeer zeker zeggen dat er op dat moment weinig sprake is van kwalitatieve aandacht voor m’n kinderen zoals deze pedagoog dat graag ziet. Zelfs niet als ze bovenop me zitten. Of eigenlijk, júist niet. Move over, mama moet even rennen. Gelukkig kan dat de rest van de week ruimschoots goed worden gemaakt. Behalve dan als ik aan het werk ben.

In hetzelfde interview staat ook dat kinderen ‘dan geen voedingssupplementen meer hoeven, omdat ouders dan weer het geduld hebben hun kinderen te leren eten’. Want natuurlijk, wie meer dan parttime werkt, leert zijn kind -laat ik nuanceren- waarschijnlijk niet om geduldig te eten. Geen speld tussen te krijgen. Iets als: veel dagen werken = laat thuis = stress = pizza plus pillen – of zoiets. Óf dit interview is te eenvoudig uitgewerkt, óf ik heb wat gemist in die drie jaar argumentatiestudies (dat laatste trouwens klopt trouwens wel, maar ik bedoel het hier sarcastisch. Dat schijn je ook te moeten vermelden tegenwoordig als je geen honderd 🙂 🙂 🙂 gebruikt. Vooral die verpeste jongeren, die herkennen grapjes in teksten niet meer zonder 🙂 🙂 🙂 – Komt door die afwezige ouders denk ik).

Nadenken
En ja, ik snap wel dat wij misschien niet model staan voor de situatie waar ze eigenlijk op doelt. En ja, zelf ben ik ook dankbaar dat mijn kinderen niet vijf dagen per week naar voorschoolse opvang, school en naschoolse opvang gaan. Hoeven. Maar ook ouders die deze keuze maken, hebben daar hopelijk hun redenen voor. Dát is -neem ik aan- wat deze mevrouw eigenlijk bedoelt. Dat mensen bewust stilstaan bij de keuzes die ze maken en zich proberen in te denken hoe het voor het kind is. Hún kind. Dus niet omdat de buren het ook doen. Of omdat iedereen het zo doet. En inderdaad, het is natuurlijk ontzettend belangrijk om je eigen kind goed te leren kennen. Maar als je dat niet zelf kunt bedenken, dan helpt vier jaar thuisblijven waarschijnlijk ook niet.

Persoonlijk ben ik voorstander van ‘it takes a village to raise a child’ (en nee, dat is niet uit gemakzucht. Juist niet). Nog niet zoveel generaties geleden was -met name- mam misschien thuis, maar die wist ook echt niet altijd wat haar kinderen aan het doen waren – dat weet ik uit betrouwbare bron. Soms wist de buurman het wel. Of de politie. Meestal kwam het weer goed. En er was ook zeker niet altijd sprake van kwalitatieve gesprekken. Nooit eigenlijk. Er was gewoon. En je deed gewoon. Werken als je werken moest. Wassen als je wassen moest. Elke dag weer. En geduld met eten, waar de pedagoog het over heeft? Je at het gewoon. Zat geen visie achter. Ja, een beetje snelheid als je slim was, anders was het koud. En ook dan vrat je het op. Terwijl je moeder al aan de afwas stond en je vader op de bank lag. Hoezo geduld?

Nadenken
En nee, ik bedoel dus niet dat een baby per week acht verschillende leidsters heeft (maar die ouder die nadenkt, die vraagt hopelijk om een constructieve oplossing?). Ik bedoel ook niet dat opa en oma de rol van de ouders overnemen. Ik bedoel eigenlijk precies wat deze mevrouw ook zegt – huh? Dat kinderen altijd het gevoel moeten hebben dat iemand naar ze omkijkt. Volgens mij kan dat lijntje, mits goed uitgevoerd, ook werken in een rijtje van meerdere mensen. Gebaseerd op vertrouwen. Natuurlijk is het van levensbelang dat een baby zich hecht aan de ouders. En leert om op hen te bouwen. Dat betekent volgens mij ook dat je hen de kans geeft de wereld te leren met anderen. Zolang je zegt wat je doet, en doet wat je zegt. Dus niet beloven dat je morgenochtend gaat verven en dat vervolgens niet doen, omdat je boven een toiletpot hangt. Nee, dan verf je maar lekker met een emmer binnen handbereik. Dus niet zeggen dat je mama altijd mag bellen en dan niet opnemen omdat het net in die twintig minuten vergadering was. Dan sjees je maar met een smoes naar het toilet. Iets over een kater of zo. Dus niet zeggen dat je wel memory wilt spelen terwijl je ondertussen een mailtje tikt. Dan zeg je dat je ondertussen wel een mailtje tikt.

Ik vind het leuk om te zien welke band onze kinderen opbouwen met mensen in hun omgeving. Met opa en oma, met hun lievelingsjuf op het kinderdagverblijf. Dat ze blij de voordeur opendoen als onze oppas komt (oh trouwens, we hebben er TWEE. Laat het maar geheim blijven). Dat ze ruziemaken om wie er mee mag patatjes halen met een vriend. Dat ze de buurvrouw-op-de-koffie vragen om te helpen hun schoenen aan te trekken omdat mama even op het toilet zit (zít mensen, niet erboven hangt). En dat ze voor een spelletje kwartet naar de buurman verderop willen lopen om te vragen of -ie- meedoet. En ja, dan gaat mama gewóón mee om de ‘heel veel-kaarten’ vast te houden. Ik geloof ook dat ze dit allemaal doen omdat ze weten dat ze op óns kunnen rekenen. Omdat we onze kinderen kennen, maar vooral ook omdat we onszelf kennen. En niet omdat wij morgen weer gaan werken.

Nu nog afwachten natuurlijk of ik niet te vroeg juich. Wie weet hoe de vlag er over -pak ‘m beet – tien jaar bij hangt. Vooralsnog lijken de vooruitzichten goed. Onze aso’s van vijf en twee schenen uit zichzelf iedereen een handje te hebben gegeven bij een nieuwjaarsvisite op 1 januari. Na afloop blijkt men zelfs gevraagd te hebben of ze nog eens langskwamen, zo gezellig en beleefd was het. Ik zeg ‘schenen’, want ik was er zelf niet bij. Ze waren met m’n zwager en schoonzus mee, die pasten op – nóg meer ‘andere mensen’?! Het moet niet gekker worden. Waar wij dan wel niet helemaal waren? Drie keer raden. Precies.

p.s. Dat over het eten en geduld en die voedingssupplementen begrijp ik zelf nog niet helemaal. Maar misschien komt dat vooral in de grote stad voor. Daar is het natuurlijk helemaal erg met al die carrièremakende yuppen die zelf alleen nog maar afhaalsushi eten. Of is dat nu weer al te eenvoudig gesteld? 🙂 🙂 🙂