Letters en lippenstift

“Oh mijn God, wat een haar!”, aldus de verloskundige toen June nog maar één wee verwijderd was van geboren worden. Even voor de duidelijkheid: ze refereerde dus aan het donkere koppie van onze dochter, en niet aan eh…nou ja, aan mij. In elk geval, na twee dagen maakten we een mooie Zwitsal-kuif van Junes lange lokken. Later zou blijken dat June zelf ook heel erg van haar eigen haar houdt. Zo erg dat ‘r vingers er midden in de nacht in verstrikt raakten en we een paar keer met de schaar in de weer moesten. Uiteindelijk bleken vier slaapvlechtjes (twee was te weinig, merkten we na weer een gil en een blauwe vinger) de oplossing en nog steeds adoreert ze haar haardos, vooral na het wassen met ‘kwèèmspoeling’.

Dat er aan dat vele haar een meisje vastzat was voor ons een verrassing: we hadden bij de echo niet gevraagd wat het zou worden. Toch was ik niet heel verbaasd – alleen al omdat je gemiddeld gezien gewoon vijftig procent kans hebt, maar ook omdat ik het heel logisch vond een meisje te krijgen. Geen idee waarom. Misschien omdat m’n moeder er twee heeft gekregen? Omdat ik een voorgevoel had? Allebei niet echt heel sterke argumenten. Maar ja, de stelligheid waarmee Peter aankondigde dat ze precies op de uitgerekende datum geboren zou worden hing ook niet vast aan een wetenschappelijke theorie, en toch gebeurde het.

schoolfoto2017
Schoolfoto 2017, met dank aan Rosemarie van Bentum!

Kaboutermuts
Inmiddels is ‘meisje’ soms allang niet meer het juiste woord. Met vijf jaar komt ‘stoere tante’, jonge dame’ of op sommige momenten gewoon ‘kreng’ beter in de richting. Het is duidelijk een mini-me (of, zoals Peter haar roept, ‘kleine Karen’). Ze regelt haar zaakjes zoals zij dat wil en gaat vooral haar eigen gang. Dienstbaar, maar dan met name als je het woordje ‘moeten’ achterwege laat. Geen grote shows, geen poeha. Balletten doe je op ballet en niet in de woonkamer. De hele klas een kaboutermuts op? Tuurlijk. De hele klas, min één. En ja hoor mam, het is stiekem best grappig als je in de wachtkamer van de dokter het “geef de dokter eens een handje, en vertel eens hoe je heet?”- rijmpje hardop zingt, maar meedoen? Doe ff normaal.

Liever gééft ze dat handje gewoon en ze vertelt vervolgens zelf wel aan de dokter waar ze voor komt. Dat we haar ‘s avonds in bed alsnog horen zingen (…“is het soms IJsbrandje, of Margreet?”), vertellen we niet.

Snoepjes
Momenteel baseert ze dageljkse keuzes op het aantal letters van de woorden die erbij betrokken zijn. “Wil je paars of rood?” “Welke is langer?” “Paars, die heeft er vijf. Rood heeft er vier.” “Oké. Dan wil ik rood, want die is de kortste.” Hoewel ik zelf de logica niet zie, vóel ik ‘m wel en dus noem ik al regelmatig van tevoren het aantal letters om de keuze te vergemakkelijken (mama houdt van opschieten). Vragen naar het achterliggende idee heeft geen zin, want “ik mag dat gewoon zelf weten”. Best. Zolang het vooral om snoepjes gaat en je vijf bent is dat prima. En als je vijftien bent en je diezelfde formule nog altijd aanhoudt maar dan bij een andere categorie keuzes, dan maken we met terugwerkende kracht even duidelijk dat je niet álles zelf mag weten.

Ze zou het liefst ook zelf weten dat ik voortaan niet meer mee de school in loop ’s morgens bij het wegbrengen. Maar daar heeft ze -meestal- nog even pech, want ik wil natuurlijk niet het risico lopen dat die andere ouders denken dat ik zo’n ontaard geval ben dat geeneens tijd of belangstelling heeft haar jonge kleuter op weg te helpen. Dat June me vervolgens amper ziet staan, dat valt niemand op natuurlijk. Eenmaal in school draait het om school en ik hoor daar niet bij. Hup, zitten in die kring en doen wat er gevraagd wordt. Je hoort ’t niet als ze valt bij het buitenspelen, je hoort ‘r niet als ze midden in de klas spuugt en je hoort ‘r niet als juf een vraag stelt die begint met “Wie van jullie…” (“want de rest schreeuwt al en dan heb ik geen zin meer”).

Gewoon rust
Het valt juf dan ook niet helemaal mee om June treffend te analyseren: ze laat maar heel weinig zien van wat er in haar omgaat. Geen gaten die in de lucht worden gesprongen, geen stampvoeten. Het meeste lost ze zelf wel op. Ze leeft vaak in haar hoofd, maar ja: daar gebeurt ook zóveel. Het idee dat je na kunt denken vindt ze een heel mooi gegeven: alles is mogelijk. En dat je dingen kunt leren die daadwerkelijk nut hebben: prachtig. Walvissenthema in de klas? Als dat moet…oké dan maar. Leren over je lichaam? Kijk, dát slaat tenminste ergens op, want zo’n ding heeft ze zelf ook. En hoewel er weken zijn dat ze drie speelafspraken heeft, slaat ze soms een week over: “Ik wil vandaag gewoon rust”. En een enkele keer zegt ze wel te willen spelen, maar besluiten wij dat zij vandaag gewoon rust wil. Dan verdwijnt ze naar boven. Deur dicht. En waag het niet om zomaar binnen te komen. Behalve als je chips meebrengt. Maar ook met de deur dicht is het makkelijk te raden wat er aan de andere kant gebeurt: óf er wordt met zorg úúúren gemake-upt, óf er wordt in een dagboek geschreven. Letters en lippenstift, meer is er niet nodig. Je moet het alleen net even weten.

Al met al een heel tevreden kind. En dat is lastig te plaatsen, blijkt (zeldzaam, ofzo?). Terwijl ik denk dat het op zich best eenvoudig is: als je June niet hoort, dan is het goed. Want als het niet goed is, dan hoor je haar wel. Dat zijn namelijk de momenten waarop ‘kreng’ best een prima beschrijving zou zijn – zei ik al dat het echt een mini-me is?

Behalve die make-up dan. Maar dat raakt vast nog over als ze er eenmaal achter is dat je die tijd veel nuttiger kunt besteden.