Koffietijd(en)
“Als jij June naar bed brengt? Ruim ik de vaatwasser in. Kunnen we nog even gauw samen koffie drinken.” “Is goed. Want hoe laat moest jij ook alweer weg?” “Ik? Ik hoef niet weg vanavond. Jij gaat toch sporten?” “Nee hoor, ik heb geen training. Ik dacht dat jij de deur uit moest. Naar ehm…weet ik niet waarheen. Weg in