Jahaaaa, nou. Tsjee. Pfff. Echt. Poeh zeg. Met twee van die kleintjes. Tjonge.
Klopt.
Met kleine kinderen vlieg je misschien wat minder snel de deur uit – hoewel wij tegenwoordig een standaard Eerste Hulp-pakket in de auto hebben liggen met luiers, doekjes, snoepjes, koekjes en pakjes drinken voor als we toch éven sneller weg willen. Noemde ik al luiers? In elk geval, minder snel vertrekken dus. Maar wie zegt dat je snel moet zijn op zaterdagmiddag? Of onszelf een smakelijke avond hoeven te ontzeggen? En dus stopten we ruim van tevoren de -voor sommigen al bekende- auto vol voor de zomereditie van onze kookclub bij vrienden thuis. Hemelsbreed een paar honderd meter verderop, met achterin voldoende bagage voor een wereldreis. Zo gaat dat schijnbaar met baby’s: of je nou drie uur of drie maanden weggaat, je hebt hetzelfde mee te slepen. En natuurlijk hebben we voor June ook van alles mee. Kleurpotloden, de prinsessenjurk, boekjes, poppetjes, een koffer met kookspullen – hoewel je van tevoren al weet dat hiervan niets, maar dan ook níets gebruikt gaat worden aangezien de dag voor June eigenlijk al om was en dan is er maar één ding echt gewenst: de filmpjes-app op tablet of mobiele telefoon. Maar goed, we willen elk risico uitsluiten en dus gaat alles mee. Het meeslepen van al die spullen was met name bedoeld om onszelf zo goed mogelijk voor te bereiden op een avond waarop we er met enige reden van uitgingen dat we tussen de gangen door in de weer zouden zijn met 1) een dochter die niet wil slapen en 2) een zoon die niet wil slapen. Scenario’s van Peter die we na het voorgerecht buiten heen en weer zouden zien lopen met een kinderwagen en ikzelf die het toetje deelt met June flitsten door m’n hoofd. Geeft niks. Maakt niet uit, we zitten gezellig. Zien wel hoe het gaat. Het motto als altijd was GEWOON RUSTIG BLIJVEN.
Tot zover onze goede bedoelingen.
De praktijk zag er heel anders uit. Aaron sliep vanaf het moment van binnenkomst om kwart over vijf tot kwart voor elf, dronk een fles leeg en sliep toen verder. June hielp met het opmaken van haar tijdelijke bed, at tien patatjes en een frikadel en ging toen slapen. Ondertussen kregen wij vijf goed gelukte gangen voorgeschoteld, vergezeld van goed gelukte wijn (misschien ook vijf) en werden alle ingrediënten van het diner, alle gezamenlijke vrienden en kennissen en hun gangen én de wereldproblematiek grondig besproken. Tegen half twee -toen onze fles ook ongeveer leeg was- visten we Aaron uit de kinderwagen en June uit bed voor het ritje naar huis met de taxi (heel even dacht ze dat ik haar in d’r slaapzak bij de chauffeur achterliet omdat ik eerst de tas-met-veel-heel-veel-spullen-en-Peter-zat-die-fles-er-nou-in-?-jaháá buiten moest zetten en Peter al binnen was met Aaron…). In elk geval, zij slapen, wij slapen. En vanzelfsprekend ook: zij om half zeven wakker, wij om half zeven -soort van- wakker. Maar dat geeft niet. Heus. Echt niet.
Geslaagde zaterdagavond buiten de deur: check. Snel? Niet per se. Leuk? Jep. Mét twee van die kleintjes. Jahaaaa, nou. Tsjee. Pfff. Echt. Poeh zeg. Tjonge.
Ps. In de basis mede mogelijk gemaakt door degene die ons -voor zover de situatie het toelaat- geregeld ingeeft: “Tenslotte komen kinderen in jouw leven, en niet andersom”. – Zulke wijsheid nemen we (vooral op zaterdagavonden) graag ter harte. Overigens zei ze ook vaak “Als je denkt dat je na drie wijn genoeg hebt, neem er dan geen vier”. Alleen is dat op een of andere manier toch een stuk slechter blijven hangen.