Een paar dagen geleden was ik voor m’n werk op bezoek bij een ouder echtpaar, in huiselijke sfeer en samen met Aaron. Voor de informatie die ik nodig had waren twee minuten praten voldoende geweest: een kleine rubriek over ‘nieuwe huurders’ die kort vertellen over hun woning en de verhuizing. Maar zo werkt het niet. Niet bij jongere mensen en zeker niet bij oudere mensen. M’n naam en de tijd staan met grote blokletters op de kalender geschreven en er is gewacht met de koffie.
Het verhaaltje voor de rubriek laat zich samenvatten in een verhuizing van een vrijstaande woning in een klein dorpje naar een seniorencomplex in een groter dorp. Er hoefde amper geklust te worden, er werd verhuisd met hulp van familie en nu zijn ze nog even zoekende naar hun draai, maar ze zijn verder tevreden. Da’s dat.
Tot zover het benodigde verhaal. Want daarachter schuilt altijd het echte verhaal. Dat vaak een stuk verder teruggaat in de tijd. En hoe ouder de mensen worden, hoe dichterbij dat verhaal van vroeger lijkt te zijn. En ook: hoe dichterbij die oorlog weer te lijkt te zijn – vroeg of laat komt het altijd weer ter sprake. Logisch, voor hen was het ‘gewoon’ een deel van hun leven, hoe onvoorstelbaar en ver de verhalen voor mij ook klinken.
Aaron had z’n speelgoedauto’s mee. Dat deed de man denken aan toen hij als kind in de polder woonde. Hij knikte richting Aaron die ijverig heen en weer sjeesde met een knalrode brandweerauto. De jaren veertig. Speelgoed was er niet, niet eens één autootje; gewoon niks. Wel een deur die openstond voor wie het nodig had. En op het erf stonden soms tot tachtig mensen in de rij voor een paar kilo aardappelen – zelf hadden ze geen honger, maar zoveel anderen wel. Ook de bezetter, waarvan een van hen kwam smeken om wat eten terwijl hij ondertussen dreigde het vuur te openen op de tachtig wachtenden. Gelukkig bleef vader kalm en zorgde hij ervoor dat alle mensen veilig huiswaarts keerden, mét aardappelen.
Binnen wist een van de evacuees van drie wieltjes en een stukje hout een autootje te maken: één wiel voor, twee wielen achter en hij, als jongetje van zeven, mocht het hebben. Het was het mooiste speelgoed dat hij ooit had gezien. Hij heeft er uren mee gespeeld.
En zo kwam ik dus voor één verhaal, maar ging ik er met twee naar huis.
Het ene vulde de pagina, het andere mijn hoofd.