Alweer een paar weken geleden kwamen we in de basisschoolkinderencoronafase terecht, precies zoals de krantenkoppen al voorspelden. Op de eerste dag van het thuisonderwijs was er één tel teleurstelling met drie tranen en dat was het. Een uur later schoof Aaron opgewekt een extra stoel aan mijn bureau en legde hij uit hoe de online schoolomgeving ook alweer werkt (“Mam, je moet bij deze drie puntjes klikken.”). Als vanouds luisterde hij gelaten naar de dagopening, ondertussen uitzoekend hoe je de achtergrond van je vergaderscherm kan aanpassen (“Oh ja! Dit was die ene vette galaxy!”).
Een uur later had hij alles af. “Dat kan niet” zeiden wij, al speurend naar z’n dagtaak op Google Drive. Het kan wel. Daarna begon het inmiddels bekende riedeltje met “kan ik nu even een half uurtje werken zonder dat je tussendoor komt?”, “nee, dat betekent niet dat je op een scherm mag”, “je hebt toch zat ander speelgoed” en “ga anders een kleurplaat maken ofzo”, durend tot het middageten. Dan samen de hond uitlaten, opvoedprincipes over gamen bijstellen (wij) en eerst pap en dan mam om snoep vragen (hij) en hup, richting de avond.
Op de tweede dag bedacht Aaron een extra invulling van zijn programma: “Ik ben jullie werkassistent”. “Heb je nog iets nodig? Wil je koffie? Zal ik de oven aandoen voor straks? Kan ik nog een klusje doen?”. Lief, ja, zeker, maar ook meteen een extra pedagogische uitdaging want leg maar eens uit dat dit soort vragen net zo storend zijn als bedelen om schermtijd.
Inmiddels is -ie- twee dagen naar school geweest. De pret bleek van korte duur. Afgelopen week werkten we wéér thuis, nu met z’n drieën (June is de komende acht weken gevrijwaard van coronagedoe), waarvan één met corona en dat was niet Aaron. Weer online aanschuiven, weer om je moeders bureau drentelen terwijl je wacht tot er íets (“mag ik al naar oma en opa?”) gebeurt. Hij deed het. Hij maakte zonder zeuren z’n werk, bracht stukjes chocolade op een schoteltje, reeg tientallen kraaltjes aan elastiekjes, stopte één daarvan met een snoepje in een cadeauzakje (“omdat jij zo lief bent”) en vloog zo rond half drie naar de achterdeur als June thuiskwam want leven in de brouwerij.
Geen man-met-baard te bekennen
En toen was het vrijdag en kwam Sinterklaas op school. Ze waren de thuiszitters natuurlijk niet vergeten, dus keek Aaron live mee toen de beste man op het plein aankwam (“dat is sowieso een pruik, dat zie ik vanaf hier”). Vervolgens zou hij om 11 uur opnieuw online komen voor het bezoek van Sint aan zijn klas. Om vijf voor 11 zat -ie- klaar. Alleen, want na twee weken met een heus online klasje was Aaron nu als enige groep 4-leerling overgebleven. Hij klikte, keek, wachtte, maar nee, er was niemand te zien. Geen juf, geen klasgenoten en geen man-met-baard. Om half 12 (het moment dat het wat mij betreft acceptabel was zonder een zeur te zijn) stuurde ik een berichtje naar school. Twee seconden later kwam juf in beeld. Ze was ‘m vergeten.*
Terwijl Aaron “maakt niet uit” mompelde en met een schuin oog naar mij keek (“mam, waarom bijt je op je wang?”) nam juf ‘m onder haar arm mee naar de andere klas om alsnog met Sint te kletsen. Niet dat Sint veel zei, maar goed, hij was in beeld. Later in de auto vroeg ik hoe hij het vond dat hij het klassenfeest had gemist. Zijn antwoord: “Niet echt leuk, maar ik dacht ik zeg snel dat het niet uitmaakt, want ik wil niet dat juf zich schuldig voelt. Ik bedoel: juffen doen ook gewoon hun best om het voor alle kinderen leuk te maken. En ik snap het wel, want ik ben nog maar de enige. De rest is op school dus ze zijn alweer gewend aan veel kinderen in de klas en niet dat er dan nog ééntje thuis is.” M’n wang had ik ondertussen stuk gebeten.
Om twee uur was het tijd om June uit school te halen. Met de auto, want regen en surprises en cadeautjes. Het cadeautje voor Aaron had ze niet mee omdat, zo werd ons even later verteld, het pakje door speciáál bezoek thuisgebracht zou worden. Het was natuurlijk niet heel ingewikkeld om te raden wie of wat het speciale bezoek zou zijn, dus wij zo snel mogelijk naar huis toe want ja, er komt niet elke dag een Piet aan de deur. Dus Aaron wachtte weer, keek uit het raam en in de brievenbus en wisselde dat af met bankhangen en FIFA spelen. Toen ik om kwart voor vijf (het moment dat het wat mij betreft al vér voorbij het acceptabele moment was zonder een zeur te zijn) even checkte of we Piet überhaupt nog konden verwachten… bleek -ie- waarschijnlijk om twee uur geweest te zijn. Om.twee.uur. Wát een toptijd, zeker als je nog meer kinderen op de basisschool hebt. Die om twee uur uit zijn.
Zijn reactie: “Het geeft niet, ze hadden het vast druk.”
Mijn reactie: een heel vol glas wijn.
*Er was een goede reden voor, is later uitgelegd.