Tijdens onze verhuizing vorig jaar stouwden we vakkundig de logeerkamer vol, tot op de drempel aan toe (waar ‘we’ staat moet je trouwens ‘ze’ lezen. En waar ‘ze’ staat bedoel ik onze vrienden). Daarna haalde ik langzamerhand de ene na de andere doos de kamer weer uit. Bleek er dus gewoon een vloer in die kamer te zitten. En behang. En een groot raam. Maar dat terzijde.
Uiteindelijk kwam ik bij het achterste hoekje van de kamer, waar deze doos stond. Een beetje uit elkaar gevallen inmiddels – goed passend bij de huidige status van Acda & De Munnik zou je kunnen zeggen. Ongeveer twintig jaar geleden zag ik de kartonnen reclamebox -want dat is het- in de etalage van een muziekzaak staan. Ik liep naar binnen en vroeg of ik de box misschien mocht ophalen als ze ‘m niet langer zouden gebruiken. Een paar weken later liep ik met het ding onder m’n arm de winkel uit.
Twee seizoenen eerder had ik Acda & De Munnik leren kennen. Van alle muziek en muzieksoorten en liedjes en bands waar ik graag naar luister zijn zij de enigen die ik uit mezelf heb ontdekt – de rest is tenslotte bagage uit mijn jeugd, aangedragen door vrienden of overgedragen via de radio of festivals. In de zomer van 1999 gingen we op vakantie naar Oostenrijk. Vlak daarvoor had m’n vader een andere auto gekocht en bij thuiskomst kwamen we erachter dat de verkopers een cd in de radio-met-cd-speler hadden laten zitten. Nog voordat we de A7 opdraaiden drukte ik op m’n discman op play; de plaat bleef twee weken lang rondjes draaien terwijl ik uit het raam staarde (auto) of gevangen tussen verveling en verlangen vanuit de stoel (camping) het groepje net wat oudere jongeren-met-zonder-ouders-op-vakantie aan de overkant van onze kampeerplek volgde. De hele vakantie luisterde ik naar het leven dat Paul en Thomas verwoordden, waarvan het meeste mij nog onbekend was maar waarvan ik zeker wist dat ik me ervan aan de vooravond bevond.
In de doos bewaarde ik brieven, kaartjes, tickets, foto’s en andere herinneringen: van mij aan Peter, van Peter aan mij, van vrienden aan ons, van meisjes aan Peter (die van jongens aan mij bewaarde ik op een andere plek). Jarenlang stopte ik alle weemoed, herinneringen, complexe gevoelens, gezelligheid, treurnis en pogingen tot geluk die Paul en Thomas bezongen in de box. Op de bodem vooral schattige briefjes en kattebelletjes met een glimlach, hoger op de stapel het serieuzere werk met onder andere geboortekaartjes en rouwkaarten.
Inmiddels is de box overvol en ondertussen ben ik allang voorbij de vooravond van toen. Om dat te beseffen hoef ik alleen maar een blik op Paul en Thomas te werpen. Zij verwoordden het leven en ondertussen verwerd hun kartonnen doos tot één grote persoonlijke songtekst van het mijne.
Nu nog een mooi plekje zoeken.