Vorige week werd Aaron vier. Dat vierden we tegen ons idee van vieren-op-de-dag-zelf in op zondag in plaats van dinsdag, want bijna-laatste zwemles van June op dinsdag en logistiek onhandig en werk en zo. Nu zijn voor sommigen de zondagen de beste dagen voor verjaardagen (halleluja en wees trots), zo niet bij ons. Gezien de zaterdag voorafgaand aan zondag was ik zeer gelukkig met het feit dat er maar één iemand gehoor gaf aan de verjaardagsopenstelling vanaf tien uur ’s ochtends en helemaal met het feit dat het m’n vriendin was die niet te beroerd is om al wachtend op de thee (DORST! -ik) ook even nog wat slingers op te hangen en wat troep uit het zicht te slepen. En lekker ook dat ‘hieperdepiep’ met een klein koor toch een stuk verfijnder klinkt dan met een hok vol enthousiaste visite. Zeker ook als je tien minuten daarvoor nog half gestrekt op een matras lag (we waren er trouwens écht al uit, maar de vaderdagsknutsels moesten traditiegetrouw ook nog op bed worden gegeven, heel vervelend). Ontbijt op bed was niet nodig. Ontbijt bleek sowieso niet gewenst. Gelukkig was er na de thee meer dan genoeg koffie en viel de taart uiteindelijk ook goed; waar een mens al niet van kan opknappen.
Je zou zeggen dat je het na zes jaar en tien keer kinderverjaardagen wel een keertje leert. Dat is ook echt zo: vergeleken met sommige andere zondagen was dit een van de beste. Geen hoofdpijn, niet misselijk. Prima leeftijdsfase ook deze periode: de kinderen zijn oud genoeg om niet de hele tijd achteraan te hoeven rennen en jong genoeg om je nog niet (hardop) uit te lachen. Oud genoeg ook om zelf even wat drinken te pakken en jong genoeg om ze vriendelijk te vragen ook meteen wat voor ons te pakken omdat ze al ‘zo ontzettend goed kunnen helpen’. Oud genoeg ook om zelf hun pyjama aan te trekken en jong genoeg om ‘lekker op tijd naar bed te gaan na zo’n drukke dag’.
En gelukkig zijn wij meer dan oud genoeg om helemaal zelf te beslissen er zo vroeg op de avond gelijk achteraan te gaan.