Het is de eerste week van de zomervakantie. Die eigenlijk vorige week wel een beetje was begonnen, want die laatste schoolweek is volgens mij vele malen relaxter dan welke vakantieweek dan ook. Peter mocht zijn nieuwe functie als directeur in de praktijk brengen door mee te doen aan een vossenjacht, met
‘s avonds een eindfeest en de dag erna een lunch met collega’s. Pfiew, hard werken zulke dagen (hierbij vergeet ik voor het gemak wel alle avonden dat hij pas om half zeven binnenstapte, de rest van het schooljaar). June hobbelt al een paar dagen van zandbak naar zwembadje en weer terug, met factor 50 bij de hand. Ondertussen werk ik gestaag verder, terwijl ik het rolgordijn laat zakken om de zon tegen te houden – onwaarschijnlijk maar waar na acht maanden poolklimaat, maar daar houdt zo’n glimmend beeldscherm gewoon geen rekening mee. En ja, buiten werken zou kunnen. Alleen daar vertoeft de rest van het gezin al.
Zo’n laatste week voor een vakantie is eigenlijk ook mijn rustigste week, in vergelijking met die zes weken zomervakantie dan. Een zonnig poosje meer thuis met z’n drieën. Of meer dan drie, aanwaaiende en vakantievierende vrienden, buren en familie meegerekend. Gedaan met de rust in huis. Ondertussen werk ik nog steeds gestaag verder tot de week waarin we naar de camping vertrekken, dus aankomende tijd moeten Peter en June zich om mij heen manoeuvrerend vermaken. Waar ze overigens geen enkel probleem mee blijken hebben. “Tot later, wij gaan naar de geitjes toe”, of “Tot straks, wij gaan zwemmen” of, nog erger, “Moet jij morgen om acht uur met de trein? Nou, wij slapen uit hoor”…
Daar staat tegenover dat mijn lunch wordt klaargemaakt. Dat het avondeten al in voorbereiding is als ik ‘s middags beneden kom. Dat ik mijn pauze ook daadwerkelijk benut als pauze. En ik dus eigenlijk niet zoveel anders hoef te doen dan werken. De hele dag. Lijstjes afstrepen, e-mails versturen, overleggen plannen, zelfs op mijn normaal gesproken vrije woensdag. Gewoon werken, niets meer en niets minder. Groeten uit m’n werkkamer.
ps. Zo’n vakantie laat meteen zien dat ik praktisch gezien behoorlijk te missen ben (die illusie is hier overigens al tijden vervlogen). En dat terwijl ik emotioneel gezien ook lang niet altijd noodzakelijk ben, zo bleek toen ik June laatst (op oppasdag) met opa en oma tegenkwam bij de winkels, terwijl ze zwaaide en “dag mama” zei. En dan dus niet de ‘dag mama’-toon van ‘ik heb je gezien’, maar gewoon “daaahaag mama”, als in ‘loop gerust door’. Geluk bij een ongeluk dat ik met al dat ongestoord werken in elk geval nog íets bijdraag – financieel gezien. Laatst las ik ergens ‘financieel zorgen is ook zorgen’. Tja…