Neem ruim zestien (…auww) jaar verkering en één helft van die verkering die daarvan nagenoeg alle rekwisieten bewaart en je bent zo een paar vierkante meter opslagruimte verder. Achter een schot op zolder, in ons geval. Lekker uit het zicht, maar op zich ergens zonde: sloof je jezelf jarenlang uit om stapels bioscoopkaartjes, kermisaccessoires en champagnekurken te bewaren, stop je ze weg achter de kerstspullen (waarvan de andere helft van de verkering overigens het idee heeft dat ik die ook al jarenlang uitbreid). Ja, jammer eigenlijk. Maar net als de kerstboom hoef je er nou ook weer niet continu tegenaan te kijken. Of je nek erover te breken (dat doen we wel gewoon over de bergen wasgoed). Of de kinderen ermee vandoor te laten gaan (“Aáááron, wil je die kerstbal ééééven terugleggen?!”). Of jezelf constant te confronteren met historische troepjes waar toch vaker wel dan niet een zoetsappig, beschonken of kinderachtig tintje aan zit – welke van deze drie het vaakst aan de orde is geweest laat ik voor het gemak even in het midden.
Dus, ondertussen, bij m’n ouders thuis:
“…m’n nek te breken of er steeds tegenaan te kijken of de kinderen verbieden ermee te spelen…, en dus keek ik ff op internet voor zo’n plunjezak, weetjewel. Leek me leuk om op te hangen en dan daar de spullen in te doen. Duurt een paar weken zoeken en bieden, maar ik heb er nu eentje gevonden. Moet alleen nog even reageren. Wat zou jij bieden voor zo’n zak?”
“Een plunjezak?”
“Ja, jeweetwel. Waar jij ook altijd mee thuis kwam.”
…
(lampje gaat langzaam, héél langzaam ergens in de verte branden).
“Gewoon zo’n zak die boven ligt, bedoel je?”
“Ehm…”
“Met zelfs naam erop.”
…
“Ehm, ja. Dat dus…Kan wel stoppen met zoeken zeker?”