– “Goedemiddag. Ik bel over mijn dochter van twee die gisteren op haar mond is gevallen. Het tandvlees ziet blauw en lijkt een stukje van haar voortand geschaafd te zijn. Ik wilde graag weten of we daarmee langs moeten of kunnen komen?”
– “Ehm, ja hoor. Komt u nu maar meteen naar de praktijk.”
– “Oké. Helemaal meteen gaat niet lukken omdat we nu nog in de trein zitten, maar we kunnen er over een uur zijn.”
– “Een úúr? Ja zeg, dan zijn wij hier niet meer. En hoe kan het dat u in de trein zit? Met uw dochter? Terwijl u belt voor een spoedafspraak?”
– “Ik begrijp het niet helemaal. Jullie zijn toch de dienstdoende weekendtandarts? Of is er straks overdracht naar een andere tandarts? Ik bel niet voor een spoedafspraak, ik bel om u een situatie voor te leggen om zo tot het beste vervolg te komen. En wat die trein betreft, daar zitten we in en daar gaan we natuurlijk niet eerder uit als dat we in Anna Paulowna zijn. Dat is het snelst.”
– “Ik ga even overleggen hier, ogenblik.”
…
(luid en duidelijk op de achtergrond, tegen collega)
“Een mevrouw met een dochtertje van twee die gisteren is gevallen op haar mond. Blauw tandvlees en stukje eraf. Ja, dat zei ik ook al maar ze zitten blijkbaar in de trein. Ja, dát weet ik ook niet. Ja, dan maar half acht vanavond als ze zo graag willen komen. Ik ga hier niet nog een uur wachten.”
…
– “Hier ben ik weer. Waarom bent u gisteren eigenlijk niet meteen gekomen?”
– “Omdat onze dochter eigenlijk zonder huilen opstond en niet lang daarna naar bed ging. We hebben wel gekeken maar er was nagenoeg niets te zien. Nu toont het erger, vandaar.”
-“Goed. Nou. Ja, dan kunt u om half acht vanavond terecht. Dan zal de tandarts even kijken. Overigens zal hij er sowieso niets aan doen. U moet dan wel rekening houden met kosten die buiten het zorgpakket vallen. Deze dient u bovendien contant te voldoen. Zien we u om half acht?”
– “Ogenblikje hoor. Als ik het goed begrijp vertelt u mij nu al dat hij alleen gaat kijken en in geen geval actie onderneemt, ongeacht wat er mogelijk aan de hand is?”
– “Dat klopt. Bij peuters doen we eigenlijk nooit iets en zeker niet zo in het weekend. Dus als u om half acht komt dan kijkt hij er even naar.”
– “Nou, niet om het een of ander, maar ik heb zelf al gekeken. Als u bij voorbaat al stelt dat er geen sprake is van een behandeling, dan heeft langskomen weinig meerwaarde?”
– “Mevrouw, ik stel niks. Ik zeg dat u kunt langskomen en de tandarts zal dan met u overleggen, maar verder niets doen. In die zin kunt u inderdaad ook besluiten om niet langs te komen. Of u kijkt het nog even aan, of er geen verergering optreedt of als u alsnog ongerust wordt. Mocht u alsnog vragen hebben, dan kunt ons natuurlijk altijd bellen zodat we u zo goed mogelijk kunnen helpen. Een telefoontje is zo gepleegd. Daar zijn we tenslotte voor, hè?”
…
p.s. Ben er zo goed als zeker van dat haar zus telefoondienst had bij de huisartsenpost:
– “Goedemiddag, ik bel met een vraag over een afspraak met een weekendtandarts. Ik belde zojuist de dienstdoende tandarts en daar kreeg ik de keuze uit of zéér dringende spoedgevallen of maandag bellen voor een afspraak. Ik heb hier mijn dochter van twee die is gevallen op haar mond. Het is niet zeer dringend, maar ik zou wel graag even overleggen met een tandarts. Klopt het dat ik dan toch deze weekendtandarts moet hebben? Ik dacht ik vraag het even na, misschien krijgen jullie vaker vragen over met wie in dit geval contact op te nemen?”
– “Luister mevrouw, blijkbaar is het ook dringend genoeg voor u om de huisartsenpost te bellen. Dus belt u nu maar gewoon de tandarts.”
…
One thought on “Mond vol tanden”