Na zo’n twintig weken zwangerschap kan ik gelukkig zeggen dat ik nog nauwelijks ergens last van heb. En dat houd ik natuurlijk graag zo, zodat ik tot een week of 38-39 nog lekker wat werk kan verrichten. Misschien gecombineerd met een iets legere agenda, misschien ook niet – dat laatste beviel me bij de eerste zwangerschap prima. Het enige minpuntje zou de omvang van m’n buik kunnen zijn. Ja, ik weet wel dat het bij een tweede ‘veel sneller’ gaat en dat ‘je lichaam zich rap aanpast aan de groeiende baby’. Waar je ruim twee jaar geleden bij een maand of zes pas echt goed kon zien dat ik zwanger was, vertoont mijn buik van nu ruim twintig weken nogal wat overeenkomsten met m’n buik van zo’n dertig weken bij onze eerste (JA-MENSEN-HET-IS-ER-GEWOON-EENTJE).
Toch bleef en blijft de positiekleding nog even in de kast hangen. De shirts zijn misschien het eerst aan wat meer bandbreedte toe. Je wilt tenslotte niet dat er ineens twintig centimeter buik tevoorschijn piept bij het opstaan na een zakelijk gesprek. Of eigenlijk wil ik gewoon helemaal niet dat m’n navel zichzelf onaangekondigd presenteert tijdens welk gesprek dan ook. Niet gehinderd door enige gene, maar het leidt zo af hè. En ‘t is fris. Dat ben ik liever een stap voor met een stapel (excusez le mot horrible) mamashirts. De colbertjes kan ik gewoon blijven dragen, zij het los en niet met zo’n knoopje dat ergens halverwege boven in je buik verdwijnt (ik wou nog zeggen ‘tussen je buik en je borsten’, maar dat gaat bij mij gewoonweg niet op). Het handigst zijn de broeken: die kon ik in elk geval de eerste keer gewoon tot het einde blijven dragen. Da’s het verschil met de broeken van nu en die van dertig jaar geleden: veel modellen reiken sowieso amper tot je middel. Ook nu heb ik nog geen andere broeken aan. Nee, m’n buik zit dus voorlopig nog niet in de weg. Maar da’s op zichzelf geen goed nieuws, want m’n bureau: da’s een ander verhaal.
Zo langzamerhand blijven er twee opties over: of ik halveer de ruimte die de baby heeft gedurende de werkdag doordat de rand van het bureau mijn buik door midden duwt, of de afstand van mijn ogen tot het beeldscherm van de laptop wordt min of meer verdubbeld doordat de stoel meer naar achteren staat. Inderdaad niet echt een groot dilemma, want optie één is voor zowel mij als de baby niet lang uit te houden (“Lucht! Ik wil lucht!” – maar dan gecommuniceerd door schoppende bewegingen). Toch is ook optie twee even zoeken, want m’n bril is een prima oplossing voor het zicht op de laptop, maar ondertussen is het wel zaak om mijn armen op het bureau te laten rusten zodat ik in de goede houding blijf werken. Het zou natuurlijk zonde zijn als ik bij -zeg- 37 weken niet meer kan schrijven, interviewen of als ik geen plannen meer kan uitwerken. En dan niet door (bijvoorbeeld -en laten we hopen op niets van dit alles-) bekkenklachten, maar door een pijnlijke schouder. Misschien moet ik dan mijn kantoor alvast verplaatsen naar het bed. Net als toen…in de kraamweek.