– “Hé, alles goed?”
-“Ja hoor, wel druk.”
– “Ja meid, het gaat allemaal gewoon door hè.”
…
Het druk hebben. Lastig te definiëren, want voor iedereen anders. Met weken bestaande uit werken, avonden voor studeren (Peter) en zakelijke bijeenkomsten (ik) en klusjes in en om het huis zijn onze dagen in elk geval vol. Kan ik weinig anders van maken, zal ook niemand ontkennen. Met daarbij nog sport (“als jij om acht uur thuis bent, dan kan ik om kwart over acht”), sociale aangelegenheden en leuke uitstapjes met June, zijn onze dagen soms té vol. Hoef je geen groot rekenaar voor te zijn. Op zich noemen we dat hier thuis niet druk. Het is de normale gang van zaken, die we grotendeels zelf zo creëren. Meestal naar tevredenheid.
Er zijn echter periodes dat onze dagen niet ‘vol’ of ‘te vol’ zijn, maar ‘véél te vol’. Bij ons zijn die periodes te herkennen aan symptomen als: geen vaste dag meer voor boodschappen, geen zin om te koken, steeds vaker op de bank in slaap vallen voordat De wereld draait door af is (Peter) en zo vol adrenaline zitten dat stilzitten letterlijk onmogelijk is (voor mij). En dat uit zich dan in activiteiten als: om tien uur ‘s avonds vinden dat je kledingkast uitgeruimd moet worden. Onmiddellijk. Om vervolgens door te gaan naar de keukenkastjes. Niet heel wenselijk bij maanlicht.
We weten natuurlijk dat je dit niet al te lang aan de hand moet hebben. Ons streven is dat de weken die we ‘véél te vol’ noemen, per jaar op één hand te tellen zijn. Daarmee zitten we dit jaar dan al wel dik aan de grens (en waar je ‘aan de grens’ leest, mag je ook ‘over de grens’ invullen). Maar goed, we zijn jong en we willen wat. Alles, eigenlijk. Soms zorgt dit voor dagen waar we achteraf om fronzen, lachen, of allebei. Soms overgaand in huilen. Soms in een biertje, of twee. Een poosje geleden was zo’n dag. De zaterdag was besteed aan boodschappen doen, eendjes voeren, een rondje wandelen, wat mails versturen, hier en daar een studieboek lezen. En daardoor zat er die zondag niets anders op: ‘s morgens zou Peter aan zijn studieopdrachten werken, ‘s middags zou ik een artikel afmaken. Wie niet aan het werk was, moest daarom bij voorkeur met June de deur uit. Maar het nieuwe neerslagrecord, de weinige inspiratie om te bedenken wat te doen en het matige energiepeil werkten niet echt mee. In zo’n geval zit er maar één ding op: hangen, spelen en thee en limonade drinken bij opa en oma. Na het middageten had June het wel bekeken; die dook boven in bed. Tegen enen vertrok ik naar huis, waarna Peter rond half drie naar z’n ouders ging om verder te hangen en koffie te drinken – en om June op te halen natuurlijk.
Je zou kunnen zeggen: wat een gedoe of misschien zelfs een probleem. Zo wil je het weekend toch niet doorbrengen? Nee, dat willen we niet. Niet elk weekend. En liever ook niet om het weekend. Eigenlijk gewoon zo min mogelijk. Maar als je dan toch om een of andere reden moet werken op zondag, dan het liefste zo. Dat er een deur voor je open staat en er koffie wordt gezet (met natuurlijk even iets als: “Denken jullie niet dat het…” gevolgd door “Jahaa, iets met beter op onszelf letten” – voor de vorm). Dat we ons werk af hebben en June fijn gespeeld en geslapen heeft. Dat je rond etenstijd ontspannen aan tafel zit. Met een kant-en-klare maaltijdsalade. Gedoe? Ja. Probleem? Een luxe.