Vandaag is een heel gewone dag. Een heel gewone zondag, met een heel gewone koude, snijdende februariwind en een heel gewone stapel wasgoed op de bank. Behalve dan op het stuk waar Peter heel gewoon ziekig zit te wezen; voor Peter is dat trouwens ongewoon, maar gezien de epidemie van de laatste weken zou je het toch heel gewoon kunnen noemen.
Net als een stuk of honderd andere mensen had ik weinig zin om met die heel gewone koude, snijdende februariwind een lekker stuk te gaan fietsen met m’n kinderen. Of naar de speeltuin te gaan. Of in het bos te gaan wandelen (dat laatste zou trouwens behoorlijk ongewoon zijn; daar komen wij gewoon nooit). Dus zit ik hier in een speelparadijs, met wifi – da’s tegenwoordig heel gewoon.
Van de honderd andere toezichthoudende ouders en grootouders en oppassen en weet ik veel wat en wie meer, ben ik samen met de man naast mij de enige met een laptop. Tenminste, met een laptop méé. Het zorgt hier en daar voor wat blikken van ‘moet dat nou hier, in een speelparadijs met je kinderen?’ (da’s overigens gewoon interpretatie, want ik kan niet in hun hoofden kijken). In mijn hoofd reageer ik van ‘ik zie het verschil niet met dat gestaar op je telefoon of het geroddel met je buurvrouw; het is niet dat jullie wel lekker met je kleuter op de trampoline staan’. Maar ja, zij kunnen ook niet in mijn hoofd kijken dus het enige dat ze zien is een heel gewone glimlach.
Het is ook een heel gewoon speelparadijs. Met ballen, blokken en blauwe plekken. M’n kinderen vinden het trouwens geen gewoon speelparadijs, want van de paar die ze er kennen is deze veruit favoriet. Komt door de schuine trampolines, geloof ik. Zelf vind ik het net als in alle andere speelparadijzen iets te fris voor stilzitters (ik) en iets te prijzig voor mensen die het niet bij één kopje thee houden (ik), maar wél een prettige ruimte voor mensen die niet van volle ruimtes en gillende kinderen houden (ik).
Al met al een heel gewone zondag, zou je kunnen zeggen. Maar dat is het niet. Want er is iemand niet meer. En dat maakt het allemaal anders. Wat overblijft is zondag.