De meeste kenmerken van een baby in huis had ik vooraf wel begrepen. Ze slapen, huilen en hebben veel aandacht nodig en natuurlijk wil je dat als kersverse ouders, naast een stuk of wat schone luiers per dag, onafgebroken geven. Prima. Alleen, wat bleek: baby’s zijn van zichzelf weinig mobiel. Ja, echt. En aangezien mezelf makkelijk kunnen verplaatsen een eerste levensbehoefte is voor mij, was dat even schakelen als pasgeboren moeder. Nee, niet schakelen als in ‘dan maar overal lopend naartoe met de wandelwagen’ of ‘wachten tot de maxi cosi-met-auto beschikbaar is’. Er was maar één oplossing: op zoek naar meer keuze in babytransport. Gelukkig is er internet met zoekmachines, webwinkels en marktplaatsen en de digitale wereld is een walhalla voor alles dat met baby’s te maken heeft.
Eerst kwam daar de postbode met een klein pakketje. Een draagdoek. Inderdaad, ook een vervoersmiddel te voet. Maar dan wel eentje waarmee ik mijn dochter een groot plezier deed (sliep als een os) en ikzelf gewoon een winkelwagen kon pakken, volgooien, naar huis kon rijden en de boodschappen kon opruimen. Zonder gesleep met dochter of tassen. Want zelfs in mijn zwangerschapsverlof heb ik wel wat beters te doen dan boodschappen halen in zes keer. Werken bijvoorbeeld. In mijn tijd voor het moederschap zag ik vrouwen weleens drie keer voorbij lopen met de wandelwagen. En ik maar denken: “De baby houdt er zeker van lekker rondgereden te worden”, of “die moeder wil lekker wat bewegen”. Negen op tien dat dit vast niet de reden tot herhaalde wandelrondjes is. Het is de enige manier om meer dan één boodschap te halen, want meer past er niet op zo’n wandelwagen. En dan heb ik het nog maar over normale boodschapjes. Laat staan dat je op één dag gebrek hebt aan aardappelen, luiers, frisdrank en wasmiddel, om maar wat te noemen.
Een draagdoek dus. Na enkele pogingen waarbij ik tot acht keer toe het instructiefilmpje bekeek, het zweet over mijn rug liep, June alles bij elkaar krijste en Peter ons uit de brand hielp met aantrekken, zat de doek als gegoten. Onze dochter snurkte uren achter elkaar, huiluurtjes waren verleden tijd en ik had mijn twee handen terug die ik vrij kon bewegen. I-de-aal.
Enthousiast door dit succes ging ik op zoek naar meer uitbreiding van de babycarrosserie. Het werd een bakfiets met babyzitje. Uit Friesland. Op zondagochtend. Terwijl June nota bene uit logeren was zodat wij die avond ervoor de kroeg in konden duiken. Waardoor ik zelfs de woorden die ik in gedachten vermanend tegen mezelf sprak (‘je moet er wat voor over hebben’), hoorde bonzen in mijn hoofd. Om kwart over acht stond ik naar een trekhaak en een aanhanger te staren, ondertussen bedenkend hoe ik die twee aan elkaar kreeg. Ik kon er niet op komen. Gelukkig reed mijn vader en met een mooie fiets (jawel, mét roze kussentjes!) keerden we huiswaarts. Het was even oefenen. Of eigenlijk: anderhalf uur lang proberen recht vooruit te komen, uit veiligheidsoverwegingen zonder dochter. De geraakte autospiegels vielen mooi in de bak van de fiets…niemand die het zag. Misschien had ik het niet op die bewuste zondag moeten proberen, maar op maandag gingen we mooi op drie wielen – oké, heel even op twee, dat was in de bocht(en…) – naar het kinderdagverblijf. En ja, het is ook gewoon een erg leuk ding, zo’n fiets, dat klopt. Bovendien valt ie niet om en er past met gemak een krat bier in de bak (twee als het moet), plus een babybedje (want waarom ga je anders met een vol krat bier -of twee- op pad), plus alles wat je nog meer nodig hebt voor een gezellige zomeravond bij vrienden in de tuin. Maar vooral: lekker snel heen-en-weer fietsen door het dorp: i-de-aal.
Een wandelwagen, een autostoeltje, een draagdoek en een bakfiets: hartstikke handig al die opties en bewegingsvrijheid, óók met baby. Schakelen? Niks ervan. Ja, van de derde naar de vierde versnelling en weer terug.