De kerkbank. Ook al staat ie tegenwoordig op zolder, het ding speelt sinds we gingen samenwonen een centrale rol in ons huis. Vooral in de verhalen. Want ja, terwijl iedereen zich bezighield met semi-belangrijke zaken als lekkende afvoeren, de staat van de kozijnen en het recht strijken van de muur, weet iedereen natuurlijk eigenlijk ook wel dat verhuizen en inrichten in principe allemaal draait om écht belangrijke zaken als…de aanschaf van een kerkbank, gevonden op marktplaats.
Uiteindelijk wou m’n mattie, m’n bestie, m’n BFF wel met me mee om het ding op te halen in Amsterdam. Op dinsdagavond even heen en weer. Met een geprinte -lees: heel lang geleden- routebeschrijving richting het centrum van deze wereldstad (“Over 50 meter naar rechts”. “Is dit al 50 meter?”. “Ehm ja, maar hier kun je alleen links”), waar ‘naast de deur parkeren’ nou eenmaal een heel ander begrip is dan bij ons in de polder – volgens mij zit het zo: in Amsterdam bedoelen ze met ‘naast de deur parkeren’ dat je naast een willekéurige deur parkeert, terwijl wij hier op het platteland bedoelen dat je naast de deur van je bestémming parkeert – omdat er nou eenmaal ruimte zat is.
Uiteindelijk stonden we dus ergens half op de stoep met bij wijze van verontschuldiging de gevarenlichten aan, te hopen dat we zonder bekeuring huiswaarts zouden gaan. Dat was dat. Maar dan moet je nog nummer 635C vinden. En het grappige daarvan is dat je 635A en 635B altijd in no time in het zicht hebt, en dat nummer C vervolgens nooit, maar dan ook nooit het daaropvolgende nummer is. Zodat je dus minstens vijf rondjes loopt in een of ander binnenhof (“Ja, maar hallo zeg, als hier A is, en hier B, dan is de volgende toch C?” “Nou, dit is toch echt de volgende deur en hier staat 636F, dus ik snap er he-le-maal niks meer van”) voordat je belt naar de persoon van wie je het kerkelijke geval wilt overnemen, die dan vervolgens een hele hoop deuren verder een deur openzwaait en hartelijk ‘joehoeee, hiehier!” roept. Met míjn gevoel van logica woonde het mens dus ergens op 872A, maar oké, het zal wel.
Afijn, kerkbank oppikken en wegwezen. Ware het niet dat m’n allerliefste chauffeur en vriend bij binnenkomst al direct een wenkbrauw optrok. “Dat ding is geen 1.40 hoor. Minstens 1.60.” “Hmm, de advertentie zegt hier 1.40.” “Op zich niet zo erg, behalve dat de auto dus ook ongeveer, zeg, 1.60 breed is.” “Oh.” Ook de verkoopster -type waaierige kunstenares met één been op aarde en één been…ergens…ver, ver weg van deze wereld- deed een constructieve duit in het zakje: “Nou, dat moet dan lukken hè! Fantastisch!”
…
Natuurlijk wil je niet naar huis zonder de buit binnen te halen. Dus besloten we om de kerkbank richting de auto te dragen om te zien hoever we ermee kwamen. Het was tenslotte maar een paar honderd (!) meter lopen met dat megazware stuk kerkelijk hout. Dus hup, schouders eronder en tillen maar. Daarbij werden we vergezeld door de artistieke dame. Niet doordat ze ook een handje meewerkte, maar doordat ze, terwijl wij ons in het zweet werkten, de bank aaide en de planken dingen toefluisterde als “Dag, lief bankje, ga maar lekker op reis” (geen grap).
Uiteindelijk kregen we het ding met een arsenaal aan uitroepen, die op zich geheel passend bij de situatie veel met God te maken hadden, in de auto. Helemaal content met m’n aankoop stond -ie- lang op de slaapkamer (dat wil zeggen; nadat -ie- met heel veel pijn en moeite naar boven was getild zodat de muur en de trap heel zouden blijven). Na de tweede verhuizing kreeg -ie- een mooi plekje op zolder (ook hier was de weg er naartoe wat minder mooi…). En hoewel ik ‘m nu misschien niet meer zou kiezen, is -ie- die dinsdagavond thuis gebracht onder één voorwaarde: hij mocht de eerstkomende tien jaar ons huis niet meer uit, liet m’n maatje weten.
Ik zou ook niet weten hoe.